Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1983. Scharminkel (Scherminkel),vooral magere scharminkel of scherminkel, een sedert de 17de eeuwGa naar voetnoot1) voorkomende scheldnaam voor iemand, die zeer mager is. Men meent het voor eene volksetymologische verbastering te moeten houden van het mnl. siminkel, simminkel, scimminkel, bij Kil. scheminkel, verkleinwoord van simme, lat. simia, d.i. aap, spook, geraamteGa naar voetnoot2). Voor Zuid-Nederland vergelijke men De Bo, 988; Schuermans, Bijv. 285: schermik, scharmik, schormik; schominkel, schaminkel, scheminkel, scherminkel, aap (De Bo, 1001); Antw. Idiot. 1073: scherminkel, schraminkel, oud en mager wijfken; Tuerlinckx, 566: schraminkel, mank, sukkelachtig. |
|