Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1965. Rut zijn,d.i. berooid zijn, geen geld meer hebben; alles in het spel verloren hebben (zie no. 264); robbie, lut, luts (Waasch Idiot. 415 a; Fri. Wdb. II, 137 b) zijn; blek zijn (Rutten, 31); kabs (Köster Henke, 29); kweps zijn (V.d. Water, 101); loste zijn (Köster Henke, 41); mol zijn (Antw. Idiot. 829; Ndl. Wdb. IX, 1020). Vgl. Tuinman I, 3: ‘Hy is rut. Dit zegt men van ymand, die geheel kaal en berooit is, en niets meer heeft’; Jord. 263: rutje zijn; bl. 420: rut zijn; Bouman, 91: hij is rutje; De Bo, 963 b: rut, adj. die al zijn geld afgespeeld is; Antw. Idiot. 1051; Waasch Idiot. 564 b; Schuermans 563 a: rut, ruts, rutte als bijv. gebr. in rut zijn, d.i. alles kwijt zijn, alles in het spel verloren hebben; Bijv. 273: iemand rös spelen, maken, iemand alles afwinnen; hij is rös, hij heeft alles verloren; Onze Volkstaal II, 143: ik bin ruts (te Aardenburg); Volkskunde XI, 162: ruttebeurs zijn, platzak zijn; Loquela, 424: rut, schaarschheid, krotte; ruttes, rut; V. Schothorst, 492: rut, lens. Het is niet onmogelijk, dat we in dit ‘rut’ hetzelfde woord moeten zien als in rut (en roy), dat we in de 16de eeuw bij De Roovere lezen in den zin van arm, gemeen volk, schorrimorrieGa naar voetnoot2), en bij Van Lummel, 166: Het volck is weynich, haer macht is rut (nietig). De oorspronkelijke bet. schijnt te zijn die van schurft, vandaar schurftig volk, schorrimorrie, en als adjectief schunnigGa naar voetnoot3), armoedig, kaal, berooid; vgl. het Z.-Limb. ich bin schoep, d.i. rut, naast het wkw. schoebbe, schobben, schurken (Kil. scobbe, scabies, scurra); het hd. Räude, ons ruit, rui (schurftGa naar voetnoot4)), mnl. rude, vl. ruide, het 17de-eeuwsche ruy, gemeen volkGa naar voetnoot5), fri. rap en rût; het 16de-eeuwsche roy, eene ziekte, waarschijnlijk schurftGa naar voetnoot6), en onze uitdr. | |
[pagina 223]
| |
Jan Rap, het gepeupel, fr. rapaille, vroeger ook Jan Rappig, welk rap eveneens ook schurft beteekentGa naar voetnoot1), waarvan rappig, schurftig (Bouman, 87) en het znw. rapaert (A. Bijns, Nw. Refr. 104); zie no. 1020Ga naar voetnoot2). |
|