1959. Rozengeur en maneschijn
wordt gebezigd om een toestand van gelukzaligheid aan te duiden; veelal in ontkennenden zin. Zie Ndl. Wdb. XIII, 1544 en vgl. o.a. Het Volk, 12 Mei 1915, p. 1 k. 1: Dit neemt niet weg, dat niet alles voor de miliciens en landweermannen rozengeur en maneschijn was; 29 Mei 1915, p. 1 k. 1: De verhouding tusschen Frankrijk en Italië is niet louter een atmosfeer van rozengeur en maneschijn geweest; Haagsche Post, 23 Febr. 1924, bl. 284: Nu is het op deze aarde lang niet alles rozengeur en maneschijn.