Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1950. Op rolletjes gaan,d.w.z. uitstekend, voorspoedig gaan. Vgl. (als) gesmeerd gaanGa naar voetnoot1) of als (de) gesmeerde bliksem gaanGa naar voetnoot2). Vgl. Het Volk, 25 Januari 1915 p. 3 k. 2: Met de bedrijfsinrichting van de gemeentelijke vischbakkerij loopt het niet op rolletjes; Nw. School. III, 250: Het liep allemaal op rolletjes, want de geest van juffrouw Essers zat nog in de klas; Nkr. VII, 11 Oct. p. 1: Heb ik (tante N.O.G.Ga naar voetnoot3)) te Zaandam niet vijftig jaar lang trouw toegekeken, dat alles op rolletjes liep, tot 't pleepapier toe? De Telegraaf, 4 Febr. 1915 (avondbl.) p. 9 k. 5: Liefdesgeschiedenissen, die niet dadelijk vlot en op rolletjes gaan; p. 2 k. 3: Haar huishouden liep als op rolletjes. Hij is Roomsch op rolletjes, fijn Roomsch. Voor Zuid-Nederland vgl. Waasch Idiot. 557; Antw. Idiot. 1036: iet opzeggen op 'en rolleken, snel achtereen en zonder haperen; bl. 1999: 't gaat op 'en rolleken, 't gaat vlug van de hand; bl. 1441: op wieltjes loopen, geen tegenkanting ontmoeten; Waasch Idiot. 742: dat gaat op wielekens, dat gaat gemakkelijk, zonder last; fr. cela va comme sur des roulettes. |
|