Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1942. Bij den roes.Vooral in verbinding met het wkw. koopen of verkoopen beteekent deze uitdr. zonder te meten of te wegen, voetstoots, zooals het daar ligt, zooals het daar neergesmeten is; ook: de geheele rommel, massa. Vgl. Gew. Weeuw. III, 75: Ik zag wel by de ruus (op 't eerste gezicht) dat hy geen scheet weerd was; Halma, 545: Bij den roes, à la boule-vue, en bloc et a tâche, sans peser ou mesurer; roezen, by den roes verhandelen, faire négoce à la boule-vue, sans peser ou mesurer ce que l'on vend; Harreb. II, 225: Het gaat daar alles bij den roes. Bijna in geheel Nederland is de uitdr. bekend; vgl. het fri. roeze, iets overnemen, zonder het te meten of te wegen; op 'e roes keapje (of forkeapje); ook by de roes, bij de massa, bij de vleet; in roeske apels, een aardige hoop, een zootje appels (vgl. dial. bof, bom, eene goede hoeveelheid, naast boffen, bommenGa naar voetnoot1); Bouman, 89: roezen, gissen, schatten, raden: het gaat bij de roes, hij heeft het maar zoo wat geroesd; De Vries, 92: roezen, schatten, rooien; Hoeufft, 497: bij den roes, bij den koop, voetstoots; Molema, 352 b: iets in de roeze koopen of verkoopen, alles wat er is; bl. 558: in de roes, dooreen genomen; Gunnink, 195: in de roes koopen, voetstoots koopen; Jodenh. 34: Wat kost dat zootje in de roest? Persl.: Hè-je dan alles verkoch? in de roes verkoch voor achthonderd gulde; oostfri.: ruse, rûse, de geheele rommel; in de ruse koopen of rusen (Ten Doornk. Koolm. III, 72 a; 74 b); Draaijer, 34 b: in de ruze verkoopen, d.i. op 't gezicht, zonder te tellen, te meten of te wegen; ruzen, ramen (vgl. ook V. Schothorst, 192); Gunnink, 196: roezeln, bij den roes koopen; | |
[pagina 214]
| |
De Bo, 962: iets op de ruize koopen; 1400 b: roezen, iets koopen of verkoopen zonder wegen of meten, bij den hoop en de wikke koopen of verkoopen. Over den oorsprong van dit woord zie Ndl. Wdb. XIII, 819; 847; 1808; Schröder, Streckformen, 70 en Franck-v. Wijk, 555 en De Jager, Frequ. I, 547, die beide verwantschap aannemen met het oudnnl. werkw. rûsenGa naar voetnoot1), mnd. rûsen, lawaai maken; ouder deensch ruse, razen, storten, gaan; zweedsch rusa, snellen; vgl. ook V. Schothorst 192; rüzelen, ruischen; zuidndl. ruizen, werpen, smijten (Schuerm. 561); het znw. ruzie en roezig weer, onstuimig weer; een roezige boel (rommel); zuidndl. ruisig weer, de jonge is ruisig van manieren (zie Waasch Idiot. 824); roezemoezig, onordelijk, en het sedert de 17de eeuw herhaaldelijk voorkomende ruizemuizen, roezemoezen, leven maken, drukte maken, rumoerig zijnGa naar voetnoot2). ‘Roes’ beteekent dan iets wat zoo maar neergesmeten is, met lawaai is neergekwakt, niet uitgezocht is, de geheele rommel, dat ook denzelfden overgang van beteekenis heeft, als afgeleid van rommelen, lawaai maken, met lawaai vallen; vgl. 17de eeuw: al de preutel, de geheele rommel; flap, logge massa, naast flappen, smijten (Ndl. Wdb. III, 4512); verder het Noordnederlandsche de gooi, de geheele rommel, de kwak, de kluts (De Bo, 539), de smijt (Ndl. Wdb. V, 411; 1233), de smak (Tuerlinckx, 569), klets (Teirl. II, 142); fonk, merkelijke hoeveelheid naast fonken, stooten, slaan (Tuerlinckx, 192); het dial. ‘een smak duiten, een smijt geld hebben’ (Boekenoogen, 952; fri. in smite folk); het vroegere wkw. buischen, kloppen, stooten, slaan, met het hd. bausch (in bausch und bogen verkaufen); een bonk duiten naast bonken, slaan; een bom duiten naast bommen, klinken; de heele rataplan, eig. trommelslag (fr. rataplan); hutsje, zootje naast hutsen, schudden; meuk, hoeveelheid, troep, naast meuken, door slaan zacht maken (vgl. moker); goes (in bij de goes, bij den roes), goesie, aantal knikkers naast goezen, gutsen; goeschen, werpen, smijten (vgl. ruizen naast ruischen); een mep worst (een stuk, een zekere hoeveelheid worstGa naar voetnoot3) naast meppen, slaan; kliek, rommel; enz. |
|