1919. Na regen komt zonneschijn,
d.w.z. na lijden komt verblijden (De Brune, 371; Ndl. Wdb. VIII, 2215); voorspoed volgt op tegenspoed; nader vasten comt paeschen; middeleeuwsch latijn: post nubila Phoebus. Zie Sp. Hist. IV3, 45, 36: Na scone weder coemt dat sure ende na dat lelike coemt scone; Servilius, 101: Na regen coemt sonnen schyn; Campen, 105: Na een reghen comt gemeenlick een sonne schijn; Spieghel, 296; Idinau, 69:
Naer reghen, sietmen schoon weder volghen,
So volghter blijschap, naer droefheden.
Vgl. verder De Brune, 221; V.d. Venne, 186: Na Regen komt schoon weer; Adagia, 49: Naer 't onweder volght schoon weder, post nubila Phaebus; bl. 50: Naer regen komt schoon weder, sequitur post triste serenum; Bebel, no. 358; Taalgids V, 157; Eckart, 427; Büchmann,