1917. Iemand te recht zetten (of wijzen),
d.w.z. iemand op zijn nummer, op zijn plaats zetten (fr. mettre qqn à sa place); hem eene schrobbeering geven. Iemand op de rechte, juiste plaats zetten of hem wijzen waar hij behoort te staan, ook hem tot rede brengen, tot de orde roepen. Misschien hebben we hier evenwel met een ouden rechtsterm te zijn. Immers het mnl. enen te recht setten of stellen beteekent iemand voor de rechtbank brengen, hem in rechte betrekken; vgl. Leid. Keurb. 216, 5: Sulke brueken niet en hooren te recht gheset te wesen of ter vierscair te comen (Mnl. Wdb. VI, 1097). In het tegenw. te recht stellen, het vonnis voltrekken, beteekent recht de uitvoering van een vonnis, strafoefening, straf, in welken zin recht ook reeds in het Mnl. voorkomt. In te recht brengen (komen of zijn) beteekent recht een toestand die is gelijk hij wezen moet, goede toestand, goede orde; evenzoo in te recht raken (Brederoo I, 72, 1976).