Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 199]
| |
1907. Een witte raaf,eig. een zeer zeldzame vogel; vandaar: iets, dat zelden voorkomt, iets zeer zeldzaams. Volgens Ovidius, Metam. II, was de raaf oorspronkelijk wit, maar werd hij door Phoibos in een zwarten vogel veranderd, omdat hij had uitgebracht, dat Coronis zich aan ontrouw had schuldig gemaakt. Kwam er sedert dien een witte raaf voor, dan was dat een groote zeldzaamheidGa naar voetnoot1). Ontleend aan het lat. corvus albus (Juvenalis, VII, 202), waarvoor ook alba avis (Cicero, ad Fam. 7, 28, 2), doch gewoonlijk rara avis; fri. in witte raven; hd. ein weiszer Rabe, - Sperling. Zie Rose, 8243; Anna Bijns, Refr. 40: Maar al sijn de goey cooplien schier witte raven,
Tsal nog eens beteren, alst God sal gelieven.
Vgl. ook Nieuwe Refr. 37: De goey mans sijn witte raven; Spieghel, 138: Zo zeldzaam als een witte raven; V. Moerk. 577; Van Effen, Spect. IX, 57; Tuinman I, 229; Halma, 530; Harreb. II, 208 en Joos, 26, die als iets zeldzaams opgeeft: witte hazen, witte raven, witte mollen, blauwe honden, waaraan nog is toe te voegen zwarte zwanen (Maerl. Nat. Bl. III, 2150; eng. a black swanGa naar voetnoot2); witte valken (Harreb. II, 357, 513; een ringelduufken (Twente); fr. un merle blanc. |
|