Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1881. De pré hebben,d.w.z. den voorrang hebben; hd. das Prae haben; nd. ein grotes Pref hewwen, een groot voorrecht hebben (Reuter, 87); westph. en prê derût mâken, besonderen Wert darauf legen (Woeste, 205). Het znw. pré is eene afkorting van preferentie. Vgl. no. 989; het Zuidndl. pree (= fr. prêt), loon, drinkgeld (Antw. Idiot. 1980), en zie Molema, 355 b: pree, goedkeuring, lof, eerbewijs, prijs; fri. de pré habbe. In Kmz. 255: een pré hebbenGa naar voetnoot2). |
|