1872. Buiten den pot pissen,
d.w.z. een dwaasheid begaan, een verkeerden stap doen, door eigen schuld bedrogen uitkomen; overspel plegen. De uitdr. komt sedert de 17de eeuw voor; vgl. Coster, 37 vs. 826: As die hoort dat Teeuwis het buyten de pot epist (overspel gepleegd), die selt verseecker verklicken; Brederoo, Moortje, 1468: Noch leeren sy (de rederijkers) de luy te laten nijdt en twist, en t is een volck dat selfs staagh buyten de pot pist; B. Kermisk. 29: Heb je ooyt of ooyt niet buiten de Pot gepist? Tuinman; I, 345: Hij heeft buiten den pot gepist. Dit zegt men van ymand, die zich ergens in te buiten heeft gegaan; Sewel, 68: Buyten de