1871. Er is geen pot zoo scheef, of er past wel een deksel op,
d.w.z. er is geen meisje zoo leelijk, of zij kan wel een man vinden. De Romeinen drukten dit uit met deze woorden: invenit patella dignum operculum; vgl. verder Goedthals, 106: noyt pot so slom, of hy en vant syne schyve; Anna Bijns, Nw. Refr. 103: gheen zoo slimmen scheelken, ten vindt sijnen pot; 104: tot alle cannekens vint men schelen of men vint geen besemen, zij en crijgen stelen. Zie verder Paffenrode, 75: Adagia, 14: daer en is noijt soo scheeven Pot oft men vint daer een scheeltien toe, dignum patella operculum; Harreb. III, 156 b; Sewel, 648; Joos, 162; Waasch Idiot. 533: daar is geen potje of daar past een scheelken op; Antw. Idiot. 992: daar is geenen ééne pot, of daer past e scheeltjen op; Woeste, 204; Dirksen I, 74; Wander III, 1378; Eckart, 412; Jahrb. 38, 161: Dar is nin Pött sau scheefe oder et passet eene Stülpe darup; Ten Doornk. Koolm. II, 747 b: d'r is gên pot so schêf, of d'r findt sük nog wol 'n deksel to; vgl. het fri.: der is gjin pôt sa bryk, of der is in deksel lyk (of der past in lid op); fr. il n'est pas si méchant pot qui ne trouve son couvercle; hd. jedes Töpfchen findet sein Deckelchen; jede Flasche findet ihren Stöpfel; eng. no pot is so ugly as not to find a cover.