1869. Eten uit den pot van Egypte,
d.i. nog in het ouderlijk huis gevoed worden; voor zijn bestaan onbezorgd zijn, leven uit den korf zonder zorg (Waasch Idiot. 366 a), of zooals men in 't Friesch zegt fen de onbisoarge byt libje, eene herinnering aan den tijd, toen de Israëlieten bij de vleeschpotten van Egypte zaten, zich konden verzadigen met brood (Exod. XVI, 3) en te goed doen aan visch, die zij aldaar om niet aten, aan komkommers, meloenen, uien en knoflook (Num. XI, 5). Vgl. Zeeman, 187; Harreb. I, 175 b; Twee W.B. 121: Zoo stumper, zit nou maar is neer bij de potten van Egypte. Mot je een droppie?; De Arbeid, 15 Oct. 1913, p. 4 k. 1: En dan het pensioen niet te vergeten, waardoor de gemeente-arbeider, die gedurende zijn diensttijd al uit den pot van Egypte heeft gegeten, op zijn levensavond een onbezorgd bestaan kan leiden; Het Volk, 26 Febr. 1914, p. 1 k. 2: Klerikale baantjesjagers, die zeuren, omdat ze niet meer zitten aan de vetpotten van Egypte; Het Volk, 2 Febr. 1914, p. 5 k. 2: Mr. Tymen de Vries, die over de centen beschikte, terwijl Staalman het lef had, trok er gauw tusschen uit, toen hij zag dat het misliep en keerde tot de vleeschpotten terug, terwijl Staalman de affaire voortzette; fri. dat gjit út 'e pot fen Egypte; nd. nog ût de pot fan Aegypten eten, nicht für sich selbst sorgen brauchen.