1863. Op (zijne) pooten staan,
dikwijls met het adv. goed, flink van een geschrift gezegd, dat scherp en goed opgesteld is; vgl. Vondel, Aenl.: Het vaers trecke den aert van een vaers aen, en sta wacker op zijne voeten; Winschooten, 340: Dat staat op sijn voeten, dat is, soo als het behoord; Langendijk, Wisk. 103 (Panthéon): Dat is geen antwoord, dat repliek staat niet op pooten; Sewel, 902: Die reede staat op voeten, that discourse is well grounded; Het Volk, 2 Jan. 1914, p. 5 k. 1: En 't schrijven staat goed op zijn pooten; Nkr. III, 21 Maart, p. 4: De referaten zijn geleerd, de eerste staat op pooten; VIII, 26 Sept. p. 2: Neen, het was een profetie, die, om zoo te zeggen, op pooten stond; Kippev. I, 271: Ik verzeker u dat dezelve (een aanklacht) op pooten staat. In het hd. der Brief hat Hand und Fuss; fri. goed op foetten stean, goed gesteld (van een brief, opstel) naast dat stiet goed op syn poatten. Hiervoor in de 18de eeuw op zijn koten staan; zie Spaan, 203; Halma, 281: Dat werk staat op zijne kooten, c'est ouvrage est bien solide ou se soutient bien; men moet redenen bybrengen die op haare kooten staan, il faut alléguer des raisons solides ou des raisons concluantes. Iets op zijne pooten zetten beteekent: iets behoorlijk in orde en verband stellen (De Bo, 884 b; Waasch Idiot. 532 a; Antw. Idiot. 989; Nw. School, VI, 155: Toch moet de heer Verburg aan de slag, om de zaak er goed op poten te zetten; VIII, 113: De heer L. zet het hele kristelike leerplan op poten). Syn. dat staat op zijn beenen (Tuinman I, nal. 20).