1862. Op zijn pooten (of pootjes) terecht komen,
d.w.z. goed terecht komen; goed afloopen; eig. gezegd van de kat, die bij een val of een sprong altijd op haar pooten terecht komt. Zie Goedthals, 37: Op syne pooten vallen, cheoir sur ses pieds, comme un chat; Prov. Comm. 682; Haagsche Reize, 109: Daar nu alles gelukkig op zyn koten neder quam; E. Wolff-Bekker, De Gryzaart: Was er eens wet met jongelui te doen, wel, hy bezurgde het dat het op zen poten neêr quam; Harreb. II, 193: Het komt op zijne pooten neêr; Nkr. VII, 29 Maart, p. 2; Het Volk, 15 April 1914, p. 1 k. 1: Het burgerlijk tooneelspel, waarin alles op zijn pootjes terecht komt; Heijermans, Ghetto, 66: Alles komt op zijn pootjes terecht; Ndl. Wdb. VII, 1786. In Zuid-Nederland beteekent op zijne pooten vallen ook: altijd zijn antwoord gereed hebben (Schuermans, 772 a; De Bo, 884 b). Zie verder Joos, 84: hij slacht de katten, hij valt altijd op zijn pooten; bl. 31: dat valt op zijn pooten gelijk de katten, dat komt juist uit; Waasch Idiot. 532 a: al wat hij doet, valt op zijne pooten, lukt; vgl. het hd. die Katze fällt auf die Füsze (Schrader, 183); fr. retomber sur ses pattes ou ses pieds, se tirer d'un mauvais pas d'affaire (Hatzf. 1697; 1736); eng. to fall on one's feet or legs, to get well out of difficulty.