1861. Op zijne achterste pooten (of beenen) gaan staan,
ook op zijne achterpooten gaan staan, ‘eig. van een steigerend paard gezegd, maar overdrachtelijk, in gemeenzamen stijl, van personen voor: opvliegen, in drift geraken, zich driftig tegen iets verzetten’; Ndl. Wdb. I, 707; Schoolm. 16; Al stond hij ook op zijn achterste pooten; Het Volk, 15 April 1913, p. 6: We moeten maar eens op de achterste pooten gaan staan; Nkr. VII, 19 April, p. 4; De Arbeid, 24 Sept. 1913, p. 4: De parlementariers staan op hun achterste pooten in het aangezicht van de overheid; Handelingen Stat.-Gen. 1912-1913, p. 2922: Voor de belangen van de geneeskundigen zit hij te sidderen, wanneer dezen op hun achterste beenen gaan staan; Het Volk, 15 April 1913, p. 6: De heer L. betoogde dat de arbeiders op hun achterste beenen moeten gaan staan; Prikk. V, 11; Onderm. 28. Vgl. het mnl. over ende staen, overeind staan, zich verzetten; fri.: hy giet op syn efterste poaten stean; Draaijer, 1 a;