1859. Poot-aan spelen,
d.w.z. hard doorwerken, zich duchtig inspannen; ook poot-aan moeten en vroeger poot-aan slaan (Kluchtspel III, 282), hard moeten werken; eig. de pooten (= handen) aan het werk slaan of moeten slaan. Vgl. Asselijn, Jan Kl. 612:
Hoor, Saartje, om gien achterdogt te geeven, of om niet te merken,
Zo moetje meê lustig poot an speulen, en zien maar datje alle dingen haest an ien kant maakt.
Alewijn, Mr. Philippijn, 12: Sa, sa speel poot an, handen uit de mouw; Sewel. 647: Poot aan spelen, to promote a design, to assist in the performation of a thing; Tuinman I, 126: Men moet poot aan spelen, dat is ook de hand aan 't werk slaan; Harreb. II, 194; M.z.A. 176; Jong. 129; Gron. 71; Op R. en T. 32; Zondagsbl. v. Het Volk, 21 Febr. 1914, p. 1 k. 2: Dachten ze dat ze er met stil zitten zouden komen? Moest hij zelf niet poot-an spelen? Het Volk, 29 Dec. 1913, p. 5 k. 2; Handelsblad, 26 Mei 1917 (O), p. 5 k. 6: De geniesoldaten, die gisteren zijn aangekomen, hebben den heelen nacht door poot-aan gespeeld. Vgl. de vroegere uitdr.: handen van spelen; hand in de sack spelen; mesje uit spelen; pack in spelen; beckje by spelen; borst aen zetten; Afrik. pote-uit raak, onderste boven vallen, bankroet gaan, en dergelijke. Zie verder Boekenoogen, 780; Opprel, 78; Molema, 333 a; Nw. Ndl. Taalmagazijn II, 231: pottan spelen (in Zeeland); Harreb. II, 194 en vgl. het fri.: hy moat poat-oan. In Zuid-Nederland onbekend.