Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1843. Iemand een pluimpje geven,of iemand een pluim of een veer op den hoed of de muts zetten of steken, d.w.z. iemand prijzen, hem een complimentje maken. De eigenlijke bet. der uitdr. is iemand mooi maken, hem opsieren, als met een pluim op den hoed (vgl. no. 1726; de 17de-eeuwsche uitdr. iemand een leelijken hoed (= krans, kroon) opzetten, hem smaad aandoenGa naar voetnoot2); bij overdracht: iemand mooi maken in het oog der menschen, hem loven, prijzen. Duidelijk blijkt deze ontwikkeling uit Hooft, Brieven, 140: Ik wil hem altijdts wel verzeekeren, dat hy geenen noodt heeft van vereedelt oft ridder geslaagen, oft opgepotst te worden met pluimaadjen van tijtelen. Zie verder C. Wildsch. V, 46; Van Effen, Spect. VII, 203; Sewel, 643: Zet hem een pluimpje op (vleid hem een beetje), only fawn him a little; in V. Janus III, 37: iemand een pluim op het hoofd zetten; Afrik. iemand 'n pluimpie gee (of steek); Uit één pen, 50: Zonder nou m'n eigen een pluim op de muts te willen zetten; Dievenp. 16: 'n Pluim, die de officier of de president van de rechtbank 'n rechercheur op z'n hoed steekt; Nkr. VII, 6 Dec. p. 2: Hij had ons nooit zoo'n pluim op den hoed gestoken als 't niet was om daarmee de vrijzinnigen te kunnen tergen; Het Volk, 4 Aug. 1914, p. 8 k. 4: Ik vind het niet noodig om mekaar een veer op den hoed te steken; Lvl. 11: De aanzienlijken die 'n pluim in d'r kont krijgen van een of anderen perspoen als ze verrekken. Vgl. voor Zuid-Nederland Waasch Idiot. 527 b: iemand een pluimpken geven, lof toezwaaien; Rutten, 178: dat is een pluim op zijnen hoed; Schuermans, 492 a: een pluimken op zijnen hoed steken, zich om ets roemen of fier zijn (zie ook Joos, 80); er steekt geen pluimken op, het is niet schoon, niet treflijk; Land v. Waas: dat is een pluimken op uwen hoed, eene reden om fier te zijn; daar verdient hij een blommeken veur, daar dient hij om geloofd; iemand een blommeken geven, hem prijzen; dat is een blommeken op uw mouw, dat strekt u tot eer (Waasch Idiot. 126; 290); het eng. a feather in one's cap, een eerbewijs, iets om trotsch te zijn, en het fr. c'est une plume à son chapeau, se dit de quelque chose qui est de distinction ou qui flatte la vanité (Littré, 3, 1172). In het Friesch: immen in fiter of in fear yn 'e broek stekke naast in plomke krije. |
|