Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1819. Hij stond te kijken als Piet Snot,d.w.z. hij stond er bedremmeld, beteuterd te kijken, als ‘een snyer, die zyn naald verloren heeft’, als een poelsnip, als verdomde Louis (Harreb. III, XLII), als Jan Lul (in D.H.L. 4), als Pier Snot (17de eeuw); eig. als een snottige Piet, een snotjongen, een snotolf (Tuinman I, 311). In de 17de eeuw vinden we deze zegswijze in De Wynoegst (anno 1698), 53; vgl. ook Bierh.Ga naar voetnoot1), 12: Hoe onnoozel staat hy daar als Piet snot met zyn mond vol tanden; Spaan, 160; Langendijk, Don Quichot, vs. 709: Gut, kereltje, gy zult staan kyken als Piet snot; Molema, 339: stoan as pijtsnöt; Nkr. III, 3 Oct. p. 3; Lvl. 193: Ik laat me niet voor piet snot gebruiken; Sjof. 170; Zevende Gebod, 42. Voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot. 960: staan zien gelijk Piet Snot, onnoozel staan te kijken; het Westvlaamsche: kijken lijk Liefke Snot (De Bo, 519 b); Waasch Idiot. 193: met 'nen drupneus staan, teleurgesteld zijn, bedrukt kijken; in Twente: as nen snotleppel; fri. stean for pyt-snot; joodsch: rotser, rotsjongen, rotsneus, rotslepel (Zoek. 61; 138; Ndl. Wdb. VIII, 3088), kwajongen (van rots (mhd.), snot); syn. staan te kijken als Lamme Louis (in Nw. School IV, 208Ga naar voetnoot2). |
|