Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1816. Pierenverschrikkertje, - verlakker,d.i. een glas klare; ook een borrel op de nuchtere maag, dien men in Groningen een pierekul (die de pieren fopt) noemt (Molema, 323; Boekenoogen, 747). Men neemt zulk een borrel, om de pieren, die naar men meent onze maag van streek maken, een schrik aan te jagen, en zoo ‘den kater’ te verdrijven. Vgl. no. 1633; Volkskunde XXVI, 39 en zie Amst. 123: Na dit heldenfeit liet hij zich verleiden een klein pierenverschrikkertje te nemen, om op te drogen, zooals hij zeide; bl. 99: Dan motje een pietsieGa naar voetnoot2) bitter in je piereverlakker nemen; Zondagsblad v. Het Volk, 2 Juli 1905, p. 7: De overige deelnemers namen maar vast 'n pieren-verschrikkertje; De Arbeid, 7 Jan. 1914, p. 2 k. 1: Menschen, die er voor bekend staan dat ze geen voldoende weerstand kunnen bieden aan hun lust in een pierenverschrikkertje; Het Volk, 31 Jan. 1914, p. 5 k. 1: Dat zij uit pure woede er haast toe kwamen een pierenverschrikkertje te nemen; 1 April 1914, p. 5 k. 2: Zoo'n kolos uit een circus, die op raad van den veearts met sterken drank behandeld werd en later, na genezen te zijn, wild en woest werd, als hij niet op tijd zijn pierenverschrikkertje kreeg; De Telegraaf, 18 Juni 1914 (ochtendbl.), p. 5 k. 3: Gelijk het hengelen een ouderwetsch vermaak is, blijft het pierenverschrikkertje een oud en beproefd middel, ook tegen de koude voeten. Ook in Parijs spreekt de werkman van tuer le ver (qui me pique l'estomac) en Jehan le Houx zingt in la Panacée universelle: | |
[pagina 157]
| |
In het Friesch noemt men een ‘verschrikkertje’ nemen it hert ris kjel (kil, verschrikt) meitsje, dat veel overeenkomt met het gron. wirms (de wormen) kel moaken (Molema, 579). |
|