1809. Piano aan,
d.i. langzaam, zachtjes aan. Piano is ontleend aan 't Ital. piano, lat. planus, vlak, en van geluiden zacht. In de 17de eeuw piano-piano; pian-piano (o.a. Kluchtspel, 3, 77); zuidndl. piane-piane naar fr. piane-piane. In navolging van langzaam aan heeft men gezegd piano aan, in gemeenzame taal piaantjes aan. Zie Ndl. Wdb. XII, 1508 en vgl. Harrebomée II, 180: Hij speelt piano aan.