1801. In de penurie (penarie of pinarie) zitten,
d.w.z. in den angst, in de benauwdheid, in de misère zitten. Penurie (penarie) is ontleend aan het lat. penuria; fr. pénurie; eig. penury, gebrek, armoede, nood. Waarschijnlijk is deze zegswijze het eerst door studenten gebruikt. Vgl. Het Volk, 4 Juni 1913, 2de bl. k. 3: Zij zien in dat dit de eenige weg is om uit de penarie te komen; Jong. 74: Hij was niet kwaad voor z'n evennaaste als die in de penurie zat; Dievenp. 156: Die nu allemaal in de pinarie zaten over zoo'n nijs (moed, durf) van hun twee kameraden; S.M. 98: Z.M. was effectief lekker, dat we hem zoo uit de penurie hielpen; Zondagsblad van Het Volk, 25 Oct. 1913, p. 1 k. 2: ‘Dat zou je wel willen’, denk ik, dan waren jullie uit de penarie, hè; Op R. en T. 18 (penurie); De Arbeid, 20 Dec. 1913,