1799. Hij is penningwijs en pondzot,
d.w.z. hij is zuinig op een penning en verkwistend met ponden; hij is zuinig op de centen en royaal met de dubbeltjes; hij gaat van het eene uiterste in het andere en weet den middelweg niet te bewandelen, eene navolging van het eng. he is penny wise and pound foolish; ndl. centens wijsheid is guldens domheid. Vgl. Harreb. II, 178 en De Cock2, 288: Hij is oordje-gierig en stuiverken-zot; I.J. de Bussy, De Koopman, uit een zedekundig oogpunt, p. 13: Voor den kleinhandel geldt het spreekwoord: ‘zorg voor de stuivertjes, de guldens zullen wel voor zich zelven zorgen’; de groothandel heeft tot devies: ‘de vrijer van het stuivertje, de zot van den gulden’. De koopman moet wagen.