1763. In pacht hebben,
vooral in de zegswijze de wijsheid (of de waarheid) in pacht hebben, voor zich de wijsheid of de waarheid alleen bezitten; pedant zijn. In de 17de eeuw bij De Brune, Bank. II, 437: Deze zijn dan noch zoo zoet op haer zelven gezet, dat zy meenen de wijsheyd gepacht en de wetenschap beleent te hebben. Zie verder Tuinman I, 182: Neuswys noemt men ymand, van wien men ook schertzende zegt: Hij heeft de wysheid gepacht; Harreb. II, 167; Ndl. Wdb. XII, 112; 119; V. Duyse, Vrol. 138: 't Verstand is met de pap den jonkere ingegeven. Hij heeft de wijsheid zelve in pacht; B.B. 162: Die denken allemaal dat ze familie van koning Salomo zijn en de wijsheid in pacht hebben; De Telegraaf, 30 Nov. 1914 p, 3 k. 3 (ochtendbl.): Dat hij alleen in heel Europa de financieele wijsheid in pacht heeft; De Gids 1914, 3, 436: Hildebrand die alles ten goede leidt, die de wijsheid in pacht en iedereen ‘in zijn zak’ heeft; Nederland, 1914, II, 7; fri. hy hat de wysheid yn pacht; Afrik. hy maak asof hy al die wysheid in pag het.