Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1751. Paal en perk stellen,d.w.z. iets (kwaads) verhinderen verder te gaan; vooral: ondeugden en misbruiken tegengaan, en op personen toegepast; iemand beteugelen. Ook alleen perken stellen aan. Het znw. paal heeft hier de bet. van landpaal, grenspaal, grensGa naar voetnoot3); vgl. Kil.: Pael, paelsteen, terminus, meta agri, limes agro positus; perck, parck, septum, locus septus, circus, locus conclusus, dus omsloten ruimte, afperking, grens; E. Wolff-Bekker, Aan mijnen geest: En wanneer zet dat volk hun gramschap perk en paalen; Brieven (ed. V. Vloten), 294: En zijne drift heeft perk noch paalen; Sewel, 626: Gods goedheid kent paal noch perk, the goodness of God is without limits; Villiers, 95; Joos, 44; Waasch Idiot. 501 a; Antw. Idiot. 1956Ga naar voetnoot4). |
|