Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 128]
| |
1750. Een (oude) paai,d.i. een oude kerel, een oude pee (in Zuid-Nederland) komt in de 18de eeuw zeer dikwijls voor; vgl. Haagsche Reize, 84; 98; Kluchtspel III, 123; Tuinman I, 208; Halma, 493: Een oude paai, een oude man, un vieux roquentin, un vieux penard, un vieux bon homme; voor Zuid-Nederland zie Schuermans, 450: paaike, een aardig, grillig persoon; Rutten, 167. Sommigen meenen dat het znw. paai is ontleend aan de zeemanstaal en beantwoordt aan het Portugeesche pãe, vader, dat in het Maleisch-Portugeesch veel voorkomt, evenals mãe, moeder, in Zuid-Afrika maai, waar ook ou' paai heel gewoon isGa naar voetnoot1). Anderen zien er de klank-wettige ontwikkeling in van het oost-mnl. pade, peetvader, peterGa naar voetnoot2). |
|