Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1747. Overstuur (- stier) zijn,d.w.z. in de war zijn, geheel van streek zijn (ook gezegd van de maag); zeer aangedaan, kapot zijn; eig. beteekent overstuur (of overstier) in de richting van het stuur, dus: achteruit. Het eerst werd het van schepen gezegd in verbinding met verschillende wkw. als drijven, varen, wijken, in de bet. van achteruit drijven (eng. to go astern), enz. en later ook in het algemeen, zooals blijkt uit het mnl. over stuur (stier) wiken, tien, achteruit wijken, trekken, en het mnd. over stûr gan, rückwärts, verloren gehenGa naar voetnoot3). In de 17de eeuw was het vrij gewoon, zooals blijkt uit Bontekoe, 60; Winschooten, 304: Ooverstuur drijven, agter uit drijven: oneigendlijk agter uit teeren; ook het loopt ooverstuur; daar is veel ooverstuur, daar is groot verlies. Zie verder Sewel, 133: Dat zou te veel over boordGa naar voetnoot4) (over stuur) zyn, that would be too much lost; Ndl. Wdb. XI, 1202; | |
[pagina 127]
| |
V.v.d.D. 199: Maar al had ik toen best kunnen antwoorden, m'n hersens waren te veel overstuur. In Groningen is thans nog bekend doar is niks bie (of an) overstuur, daar wordt niets bij verloren; vgl. Deensch gaae overstyr, verloren gaan (Molema, 552 b), en in Zuid-Nederland kent men overstier nog in de oorspr. beteekenis van achteruit, van een schip gezegd (zie Waasch Idiot. 495; Antw. Idiot. 1952), doch overstuur, overstier (of achterstier) komt adlaar ook voor in de bet. van te laat, over den tijd; zie Joos, 92; Schuerm. 448 b; Bijv. 229 b; Antw. Idiot. 928 en De Bo, 809, die als synoniem opgeeft buiten stier. Ook in het hd. is über Steuer gehen, terug-, verloren gaan bekend, evenals in het oostfri.: afer stûr gân, kamen of raken, verloren gaan; buten of afer stûr kamen, raken, van zijn stuk raken, van streek zijnGa naar voetnoot1); fri. oerstjûr, in wanorde, ontroerd, verbolgen; gron. oetstuur, van zijn stuk, in de war, van streek. |
|