Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1732. Het is daar oremus,d.w.z. het ziet er daar ernstig, treurig uit; het is daar niet pluis; daar is ruzie, hommeles. Oremus, ‘het aanvangswoord van den oproep des priesters tot de geloovigen om zich met hem te vereenigen in 't gebed’, is een vorm van het lat. werkw. orare, bidden, en beteekent ‘laat ons bidden’, zoodat de uitdr. eig. wil zeggen: de toestand is daar zoo, dat men zich gedrongen gevoelt om te bidden om uitredding. In de 17de eeuw komt al evenwel oremus voor in den zin van ‘daar is nu eenmaal niets aan te doen’; zie J.Z. Baron, Vastelavents-Vreucht, 5: Hey, al evenwel OremusGa naar voetnoot2); Besteedster, 3: Betrapt ze ons, evenwel oremus; Tuinman I, 61: Al evenwel oremus, zei de Paap; Ndl. Wdb. XI, 1482; Harreb. II, 153 b vermeldt de zegswijze in den tegenwoordigen zin: Het is daar altijd oremus, men is er voortdurend in twist; II, LIV: Hij is oremus (in het land van Kuijk), hij is beschonken. Elders in Brabant en Limburg zegt men dat is oremus van iets dat gebroken of dood is; in het Oosten van ons land: t' is iederbod (elk oogenblik) oremus, onklaar, gezanik (Driem. Bl. XII, 50); fri. it is der o(e)remis, de beer is los, 't spant er; hy is alheel oremis, uitgelaten, opgewonden van blijdschap of toorn. In Zuid-Nederland is oremus bekend in den zin van langdurig gepraat, gezang, vervelend gezanik (Schuermans, 440 b; Rutten, 164 a; Waasch Idiot. 493; Antw. Idiot. 912). |
|