Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1698. Ooilam,d.i. eig. een wijfjeslam, doch ook een kostbaar, dierbaar bezit, eenig in zijne soort voor den bezitter. Dit gebruik is ontleend aan 2 Sam. 12, vs. 3: De arme hadde gantsch niet, dan een eenich kleyn oylam... het at van sijne bete, ende dronck van sijnen beker, ende sliep in sijnen schoot, ende het was hem als eene dochter; Ndl. Wdb. X, 2344Ga naar voetnoot2). |
|