Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1695. Door het oog van een naald,d.i. ternauwernood, nauwelijks, vooral in verbinding met het wkw. kruipen, in den zin van ternauwernood aan een groot gevaar ontkomen. Zie Tuinman I, 9: 't Is door 't oog van een naald gekropen, dat zegt men van iets dat'er ter naauwer nood door geraakt is; zoo ook bl. 325; Harreb. II, 113 a; Rutten, 150 a: door 't gat van eene naald kruipen, er gelukkig afkomen; Waasch Idiot. 450 b: deur de oog van een naald gekropen zijn, aan een groot gevaar ontsnapt zijn; Schuermans, 401 a; Antw. Idiot. 843. De uitdrukking herinnert aan Matth. XIX, 24, waar Jezus zegt, dat het gemakkelijker is voor een kemel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om in den hemel te komen. Men zal hier moeten denken aan den zes duim langen naald met een zeer lang oog, dien de kameeldrijvers gebruiken om hunne tuigen te herstellen (Bijb. Wdb. II, 607). Volgens het Ndl. Wdb. IX, 1359 is ‘waarschijnlijk oorspronkelijk bedoeld, dat iemand in zijn angst iets heeft gedaan, waartoe men in gewone omstandigheden niet in staat is. Vgl. Mar. v. Nijm. 236: Hi (een duivelskunstenaar) soude door die ooghe van eender naelde den viant (duivel) wel doen cruypen teghen sinen danck (zin). In het Fransch zegt men | |
[pagina 107]
| |
van iemand, die zeer verlegen is, on le ferait passer par le trou d'une aiguille; in het Duitsch in toepassing op iemand dien men bang maakt einen durch ein Nadelöhr jagen. Iemand is dus “door het oog van een naald gekropen” uit vrees voor den dood die hem wilde grijpen.’Ga naar voetnoot1) |
|