Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1674. Iets onderste boven gooien (of smijten),d.i. wat het onderst ligt naar boven, bovenop gooien, iets overhoop gooien; mnl. dat op neder werpen of dat op dat neder werpen. Vgl. voor het Mnl. Denkm. III, 200, 11: Het wart gheleit doverste steen daer donderste lachGa naar voetnoot1); Froissart, 146: Twaer beter dat Gent ommekeert waere ende dat dat onderste van der stede upperste lageGa naar voetnoot2); Hooft, Ged. I, 93, 27: Wat geldt mij naem en eer? of dat jck Priams stadt het onderst boven keer? Halma, 405: Alles het onderste boven smijten, mettre tout sans dessus dessous; evenzoo bij Sewel, 548; Antw. Idiot. 1928: alles leet er 't onderste boven; Waasch Idiot. 472. Ook wordt in Loquela, 352 een znw. onderstebovenheid vermeld in den zin van ‘tegenspoed’; fri. de boel ûnderst-boppest helje, den boel overhoop halen. Hiernaast in de 17de eeuw het bovenste onder (of naar beneden) keeren, - werpen; het bovenste raakt onder; zie Ndl. Wdb. X, 1474; III, 908 en vgl. Vondel, Lucifer, 2811: Wat blyft 'er in zyn' stant? het bovenste raeckt onder. In 't fr. mettre une chose sens dessus dessous. |
|