Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1665. Em om hebben.Dit wordt gezegd van iemand die te veel ‘opheeft’, dus in den zin van dronken zijn, een (of den) bok aan 't touw hebbenGa naar voetnoot1), em staan hebben (fri. ik hab him stien as in mûs); Zuid-Nederland: ze staan hebben of het staan hebben, dronken, sikker zijn. Vgl. P.K. 70: Hij is vet, roept een van 't schellinkie. Hij heit 'era om hoor! gilt een ander; Nkr. III, 9 Mei p. 2: Oranje boven, wát ook kom, ik volhard in 't edel streven en heb 'm ied'ren avond om; Zevende Gebod, 43: Ach leg niet te klesse! Jij heb'm weer om; Jong. 178: Als ze over die heere van 't hof begint, heit ze em lekker om; S.M. 46: Jij denkt dat ik 'm om heb - niks van an, niks; bl. 89: De jongens, die als hazen weg holden, lachend en roepend: ze hebben 'm om, hou je roer recht, hou je roer recht! Op R. en T. 106: De bazin die telkens weder verteederd in zijn armen zonk, omdat hij toch ‘zoo'n leuk moffie’ was als hij 'm niet om had. De beteekenis van om is hier niet duidelijk; misschien mogen we in de uitdr. eene verkorting zien van het door Harreb. I, 445 a vermelde: Hij heeft den kraag om (of aan), hij is dronken. Zie Een stuk in den kraag hebben. |
|