Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1632. Het neusje van den (of een) zalm,d.w.z. het fijnste, het uitnemendste, het beste. Het neusje van een zalm noemt men dat gedeelte, hetwelk vlak onder den bek ligt, puntig van vorm is (vgl. de neus van een schoen; het neusje van de ham, van een eendvogel, enz.), en tegelijk met den nekmoot wordt afgesnedenGa naar voetnoot2). Dit gedeelte houdt men algemeen voor het lekkerste stukGa naar voetnoot3); vandaar dat dit genomen werd voor iets dat zeer uitmuntend is, iets fijns. Vgl. Van Effen, Spect. III, 164: Maar dit moetje lezen, Heeren; Dit mag eerst werkje heeten; Ha dit is een recht gebrade peertje, een neusje van een zalm; C. Wildsch. I, 239: Een neusjen van den zalm; Halma, 380: Dat is een neusje van eenen zalm, dat is een lekker beetje, c'est un morceau délicat, c'est le meilleur qu'il y ait; bl. 800; Tuinman I, 99: 't Is 't neusje van den zalm; dat word van de liefhebbers voor 't beste en lekkerste van dien smaakelyken visch gehouden; en dit word by gelykenis tot het puikje van andere dingen overgebragt; Ndl. Wdb. IX, 1897. Vgl. in denzelfden zin in Twente en in Deventer: de töpkes van de garven (Draaijer, 42 a). |
|