Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 81]
| |
1630. Het is een wassen neus.Dat wil zeggen het is iets, dat men kan vervormen, waarvan men kan maken wat men wil; vooral gezegd van bepalingen en verordeningen, die men kan uitleggen zoo men wil; vandaar verstaat men onder ‘een wassen neus’ ook een doode letter, iets zonder beteekenis. Vgl. Marnix, Byenc. 52 r: De H. Schrift is een stomme Leeraer, een twist-boeck, doncker, onseecker, twijffelachtich, een doode Letter, een Wassen neuse ende een loode Richtsnoer, dat is te segghen: dat mense trecken, buyghen ende wenden mach, daermense hebben wil; 55 v: Hiermede maeckt sy van de Schrift een Weerhaen, die met alle winden omwaeyt, ende een Wassen neuse die sy aen alle kanten buygen kan. Vergelijk hiermede het mnd. aangehaald bij Schiller und Lübben, III, 177 a: Deyt deme rechten eynen hoeyken um, unde boeget dat vaken scheeff und krum, gherade efft yd sy eine wassene nese; De Brune, 138 en 432: De wet, die eer zoo heyligh was,
Heeft nu ghelijck een neus van was.
Men buyght de wetten naer de gunst;
Dat houd men nu de beste kunst.
Zie nog Tuinman I, 224; Br. v. Abr. Bl. I, 275: Gods lieve heilige woord wordt een wasschen neus, en past op alles, wat men wil; Halma, 379: Een wasschen neus, die men draait als men wil, nez de cire, que l'on tourne comme l'on veut; Handelsblad, 24 Oct. 1914, p. 8 k. 2: Hooger beroep bij Gedeputeerde Staten in zake aanslag in de directe belasting naar het inkomen is een wassen neus; Nierstrasz, 74; fri. in waeksen noas; eng. a nose of wax, van personen gezegd, die men draait als men wil (Prick). De oorspronkelijke beteekenis is derhalve geweest: een neus, dien men kan vervormen, zoo men wil; waaraan men elken willekeurigen vorm kan geven, zooals een tooneelspeler dat vroeger deedGa naar voetnoot1); bij overdracht werd deze benaming toegepast op artikelen en voorschriften, waarvan men kan maken wat men wil, die alleen als het ware voor de leus bestaan. De Russen zeggen: De wet is evenals een dissel, men wendt haar waarheen men wilGa naar voetnoot2). Verouderd is de spreekwijze iemand een neus aandraaien of iemand een wassen neus maken (Weiland), hem iets wijs maken, bedriegen; mnd. einem eine wassene nese ansetten; hd. einem eine (wächserne) Nase (an)drehen, dat te vergelijken is met het vroegere mnl. Gode enen vlassenen baert maken, thans nog Zuidndl. God of onzen Heer een vlassen baard maken of aandoen (Mnl. Wdb. IX, 584; Volkskunde XIV, 147; XVI, 87; Waasch Idiot. 282 a; De Bo, 70 a), hd. Gott einen flächsenen Bart flechten; fr. faire barbe de paille à Dieu (eig. God bespottelijk voorstellen, voor den gek houden, bedriegen?) en iemand ooren (d.i. ezelsooren) aannaaien (Volkskunde XIV, 107; fri. immen ringen yn 'e earen of earen oan 'e kop naije), dat in denzelfden zin gebruikt werd; fr. faire la queue à qqn. Zie Ndl. Wdb. I, 251; II, 826; IX, 1892; XI, 38; Wander III, 955 en Grimm VII, 407-408. |
|