Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1628. Een (langen) neus krijgen (of halen),d.w.z. beschaamd, met schande van iets afkomen, weggaan, afdruipen. Vgl. Marnix, Byenc. 60 r: Sy sullen wel een lange Neuse krijgen, als sy sien sullen, dat de gansche Schrift, met de uytlegghinghe der H. Vaderen, op onse Leere ten minsten alsoo wel sluyt als een tanghe op een vercken; Van Lummel, 31: Van schaemten sach men se bleusen, want sy creghen al langhe neusen; bl. 90: Sy creghen neusen een elle lanck; bl. 304 en 391; De Brune, 235; Bank. II, 204; Vierl. 23; Tuinman I, 169: een langen neus krygen; en bl. 250: hy heeft een langen neus gekregen.... zulke zien voor zich neêr, en langs hunnen neus, dien zy in 't gezicht krygen; C. Wildsch. III, 322: Om u een langen neus te geeven zend ik u deezen brief ingesloten. Een weergaaze neus haalen (Br. v. Abr. Bl. II, 11); enz. Syn. was de uitdr. camuysGa naar voetnoot1) staan, die voorkomt bij De Brune, Bank. I, 91, in den zin van verlegen staan. Zie Harrebomée III, 179 a. Ook zeide men vroeger een neus krijgen (Winschooten, 165 en Halma, 380: hij kreeg een schoonen neus), waarmede te vergelijken is het bij Hooft, Ned. Hist. 486 voorkomende beneust heengaan, met een langen neus afdruipen. In Zuid-Nederland zegt men hiervoor: ievers 'nen neus krijgen, halen (zie Antw. Idiot. 1916); er van afkomen met 'nen langen neus, teleurgesteld zijn (Waasch Idiot. 457 b); met een langen neus weerkomen (Joos, 95; 106); er afkomen met eene drupneuze, druipneuze; drupneuzen (De Bo, 273 b); druipneuzen (Schuerm. 108 b en Bijv. 74 a); met eene neuze staan (De Bo, 739 a) en iemand een neus geven, zetten, hem zijn ongelijk doen inzien (Rutten, 153; Joos, 74), In het hd. kent men ook: eine Nase bekommen, mit einer langen Nase abziehenGa naar voetnoot2); de. at gaa bort med en lang Naese; in het Fransch: avoir le nez long, allongé; avoir un pied de nez, een lang gezicht trekken, boos zijn; in het Friesch: in noas fen in jelne lang krije, den neus stooten. |
|