v. Oene, 15: Ik bin de spijker van je dootkist; Van Effen, Spect. IX, 32: Zo je Vader of Moeder hebt, doe hen om Gods wil het doodelyk hartzeer niet aan, dat my alle vreugd benomen heeft, en noch een nagel aan myne doodkist is; Sewel, 513; Halma, 369: Mijn zoon is mij een nagel aan mijne doodkist, mon fils me donne la mort; Tuinman I, 314; Harrebomée I, 144 a; Amst. 90; Mgdh. 95; Nkr. V, 19 Febr. p. 6; VII, 9 Aug. p. 2; Zondagsbl. v. Het Volk, 1905 p. 2; Handelsblad (avondbl.), 26 Juni, p. 5 k. 5; Ndl. Wdb. IX, 1491; Amstelv. 40: Nu in het graf heb ik hem niet geholpen; ik heb alleen maar een paar nagels aan zijn doodkist geslagen; Joos, 114; Waasch Idiot. 454. Vgl. voor het Nederd.: dat wordt en spicker to min karst (Taalgids IV, 253); hd. das ist ein Nagel zu meinem Sarge; Horn, 104: dat 'sn Nagel to mine Dodskiste, redensart bei besonders starken Märschen; eng. that is a nail in my coffin; fri.: dat is in neil oan myn deakiste.