Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1590. In zijn naad zitten,d.w.z. in angst, in de benauwdheid, in de rats zitten; syn. van kieren, ('m) knijpen (in D.v.S. 13), in de knijp of de knijperd zitten (no. 1176), in zijn gat geknepen zitten, een naad of naadjes fokkenGa naar voetnoot2), met de poepers | |
[pagina 65]
| |
zitten, verlegen, bevreesd zijn (Waasch Idiot. 529), in zijn achterkamer zitten (langs de Vecht); in zijn stinkerd zitten, bang zijn (Gunnink, 216), pijn in zijn buik hebben, het in zijn gat hebben (Brederoo, Moortje, 2320), welke uitdrr. doen vermoeden, dat we aan naad de beteekenis van bilnaad moeten toekennen. De zegswijze wordt o.a. aangetroffen bij Speenhoff, II, 109: Dagen, nachten, bleef hij zoeken,
Iedereen vroeg hij om raad;
Maar ze was niet meer te vinden.
Hij zat leelijk in zijn naad.
D.H.L. 12: Voor de majoor zit-i in z'n naad, niet zoo'n beetje!; Nkr. IV, 22 Mei p. 4: Die (kapitalisten) zitten zoo erg in hun naad uit angst voor de socialisten; 28 Aug. p. 5: Dus, als je eens later wilt knoeien, en zit je geducht in je naad, dan zoek je maar drie oude heeren en die maak je tot eereraad; 23 Oct. p. 4: Duymaer van Twist en Van Vlijmen zijn heel kordaat, voor hen zit de oorlogsminister schier in zijn naad. Een dienstklopperGa naar voetnoot1), die bang is voor straf, die spoedig in den naad zit, ‘'m knijpt’, heet een Harry Knijp. |
|