Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1562. Iemand (of iets) in de mot hebben,d.w.z. iemand of iets in de gaten hebben; iets in den zin hebben. Eene in vele streken van Noord- en Zuid-Nederland bekende uitdrukking, die we vinden opgeteekend bij W. Dijkstra, 346 b: ik ha dat spil yn 'e mot (mat of myt); Molema, 127 b; Hoeufft, 396: iemand in de mot krijgen; | |
[pagina 50]
| |
Taalk. Magazijn I, 318 (ook II, 408): iets in den mot hebben, iets voorhebben, in den zin hebben; iemand in den mot hebben, iemands doel doorgronden; V. d. Water, 108: iemand in de mot of het motje hebben, iemand doorzien, in de gaten hebben; Fr. Verschoren, Langs kleine wegen, bl. 101; Antw. Idiot. 310; 836; Joos, 105; 't Daghet XII, 189 en Schuermans, 393 a: in de mot hebben, gewaar worden, geraden hebben, gepakt of vast of gevat hebben, in 't zicht of beet hebben, het in de buis, of gaten, of 't oog hebben (zoo men ook in Brab. zegt) voor: in den zin hebben, iemands doel of inzicht doorgronden; De Cock1, 141 en Harrebomée II, 105 b: Ik heb het wel in de mot. Eene afdoende verklaring dezer uitdr. is nog niet gegevenGa naar voetnoot1). |
|