1547. Gelijke monniken, gelijke kappen,
d.w.z. menschen van eene soort hebben dezelfde eigenschappen of rechten; ook bij het verdeelen van iets: menschen met gelijke rechten maken aanspraak op gelijke deelen. Zie Campen, 112: Gelycke Monnicken draegen gelycke cappen; Sartorius I, 5, 75: Gelijcke Moniken gelijcke kappen; ook Sart. II, 1, 15; 10, 35. Zie verder Spieghel, 284; Tuinman I, 27; Harreb. I, 381 a; III, 246 a; Het Volk, 11 Juni 1914, p. 2 k. 1: Maar een havenpotentaatje dwingen zijn door hem zelf onderteekend kontrakt na te komen en de arbeider vrijlaten in de overtreding, dat is onbillijk. ‘Gelijke monniken, gelijke kappen’, heette het; Schoolblad, XLIII, 1789: Niet enkel gelijkstelling van ons (Katholiek) onderwijs met het openbare moet onze leus zijn. Daar moet ook komen een gelijkstelling van alle onderwijzers, die hun liefde verpand hebben aan ons Katholieke onderwijs. Gelijke monniken, gelijke kappen. Vgl. hd. gleiche Brüder, gleiche Kappen.