Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 41]
| |
twee pannekens koeken bakken (Joos, 115Ga naar voetnoot1)); koud en heet uit één mond blazen (zie o.a. Kluchtspel II, 135); fr. souffler le froid et le chaud; hd. aus éinem Munde kalt und warm blasen; eng. to blow hot and cold. Zie Bouc v. Seden, 885: Onwert die ghene talre stont die twee tonghen draghen in den mont (vgl. ook bl. 110-111); Servilius, 223*: Hi spreect met twee monden; Sartorius, I, 8, 98: Wt twee monden spreken, in bilingues dicitur, et qui eundem modo laudant, modo vituperant; Anna Bijns, Nieuwe Refr. 38; Idinau, 13: Daer spreken sommighe met twee monden:
Hier eens, daer anders, hier goedt, daer quaedt,
Waer heeft men oyt fonteyne ghevonden,
Die soet en suer gaf, t'eender daet?
Een dobbel tonghe gheen argher saedt.
Zie verder Suringar, Erasmus, LXIII; Harreb. II, 99 a; Afrik. Hy praat met twee monde; Nkr. VIII, 3 Jan. p. 4; vgl. het fri.: út twa mûlen sprekke. |
|