1531. Een moetje (of motje),
d.w.z. een gedwongen huwelijk, omdat het meisje zwanger is. Vroeger (sedert de 17de eeuw) het is een moet, in algemeenen zin: ‘het moet gebeuren’, waarnaast thans nog het is geen moeten, het is geen dwang, men behoeft niet iets te doen; in Zuid-Nederland 't is moetens, ook in den zin van: zij is gedwongen te trouwen; vgl. Antw. Idiot. 827: Ze gaat trouwen, maar 't is moetens; Waasch Idiot. 442: Hij is dees week getrouwd, want het was (van) moetens; Tuerlinckx, 397; voor Noord-Nederland vgl. Sjof. 167: As je met mekaar eens ben en je wil aanteekenen, dan doe je 't toch. En dan d'r bij: 't was een motje; Zoek. 199: D'r is natuurlijk geen ‘motje’ bij, lachte ze. ‘Nou ja’ kneep ze spottend terug: ‘die is waarachtig goed.... 'n mòtje.... 'n moòtje.... godallemachtig.... menschen, die mekare drie dagen kenne, as doar nou ook al 'n motje bij was.... nou maak ie d'r wat van; Boekenoogen, 1341: Moetje, daarnaast motje, een huwelijk dat noodzakelijk is, omdat er een kleine op komst is; De Vries, 84: moetertje; Bouman, 69: het is te moeten; Molema, 272: t' is te mouten of t' is moutwerk; V.d. Water, 109: mot, gedwongen huwelijk; Gunnink, 172: mutien, gedwongen huwelijk; V. Schothorst, 174: motjen; fri. dy faem (meisje) moat hwet, zij is zwanger.