1522. Iemand kunnen missen als kiespijn,
d.w.z. in het geheel niet op iemand gesteld zijn; zie Harreb. I, 399: Ik kan hem missen als kiespijn; V. Schothorst, 173; P.K. 116; Falkl. V, 53: Op zoo'n manier kon z'm missen als kiespijn; Kalv. II, 48: 'k Kan zoo'n armen slokkert missen als kiespijn; Het Volk, 20 Sept. 1913, p. 1 k. 1: Het laat ons tamelijk koud, al kon het kabinet ons missen als kiespijn; Molema, 535: Missen kennen als koeskillen (kiespijn), er liefst van verschoond blijven. Vgl. in West-Vlaanderen: Iets noodig hebben lijk rook in de oogen.