1523. Model.
Als bijw. bep. komt model als tegenstelling van buiten model voor in den zin van volgens het model, het voorschrift (bij militairen); daarna in uitgebreider zin ‘zooals het behoort’; uitstekend, flink; vgl. Nkr. I, 13 April, p. 2: Eerst moet ik mijn handschoenen model hebben dichtgeknoopt; IV, 3 Juli, p. 3: Ik ben er van door gegaan, tegen zoo'n geslepen gladjanes leg je 't model af; Handelingen St. Gen. 1913, p. 2025: Als de heeren moeten stemmen, doen ze dat model; Handelsblad, 28 Nov. 1922 (O.) p. 2 k. 2: De opneming (der gasmeters) geschiedt dus wel vlugger, maar niet meer ‘model’. D.H.L. 57: Men loopt weer in den pas en draagt 't geweer model over den rechter schouder; Nw. School II, 375: Wegen we niet modèl? benaderend klassikaal het gewicht. Ook als adjectief in D.v.S. 47: Aangezien de kazerne ons 'n broeinest van modelle grappen toescheen, zijn we maar sofort de stad ingetrokken; bl. 60: Model hakkengeklap; bl. 101: 'n Plichtsgetrouw en model soldaat; bl. 117; D.H.L. 12: De kapitein van de week is model, die kijkt 'r juist na. Een model uitschijter, een flink standje.