Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1499. Menistenbruiloft.Hieronder verstond en verstaat men het ledigen der beerputten, den druivenwingerd snoeienGa naar voetnoot2), dat bij nacht geschiedt, met woordspel tusschen bruid, sponsa, en het nu verouderde bruid, stercora liquida, drek, welke gelijkheid in vorm aanleiding gaf tot allerlei uitdrukkingen als de vuile bruid (drek); de bruid uitdragen, - trouwen, - leiden, den beerput ledigen; bruidleider, beersteker, nachtwerker (Mnl. Wdb. I, 1471; Stallaert I, 294 b; Tuinman I, 129). Daar nu de menisten vroeger, in de 17de eeuwGa naar voetnoot3), als stemmige menschen bekend stonden en hunne bruiloften zonder veel rumoer vierden, evenals de nachtwerkers des nachts stil hun werk verrichtten, zoo werd schertsender wijze deze werkzaamheid, deze stille bruiloft (woordspel met stille, geheim gemak?) een menistenbruiloft genoemdGa naar voetnoot4). In de 17de eeuw zeide men ook hiervoor zonder | |
[pagina 22]
| |
speulman bruiloft houden (zie Asselijn, Jan Kl. vs. 723Ga naar voetnoot1)); thans in sommige streken ook bruiloft houden of bruiloften. Zie Bergsma, 32: bruloften, op bruloft gaon (Assen), den beerput leegen; Draaijer, 6 b: 't is hier van nacht menisten brülfte, de beerput wordt geruimd; in het Friesch: minniste bruiloft hâlde naast brulloftsje in denzelfden zin. In Ostende wordt een optrekkende beerwagen (-wagens) de bruiloft van Cana genoemd (De Cock1, 276). Merkwaardig is ook het door Prick, 1297 vermelde ‘wedding, emptying a necessary house in and about London; Irish wedding, the emptying of a cess-pool.’ Vgl. nog Ndl. Wdb. III, 1635; 1657. |
|