1426. Met lood in de schoenen (of met looden schoenen) gaan,
d.w.z. langzaam en schoorvoetend gaan, t.w. uit behoedzaamheid om geen mispas te doen, of uit vrees; en in figuurlijke toepassing: behoedzaam of vreesachtig te werk gaan (Ndl. Wdb. IV, 27; VIII, 2730); ook zeide men: met looden voeten gaan; vgl. V.d. Venne, 25: Verresiende luyden gaen met loode voeten (voorzichtig). Zie ook Hooft, Ned. Hist. 494: Loode voeten had hy, om hier over te treeden; bl. 58: Sy begosten den Kaizarlyken Schout, met loode schoenen (voorzichtig) na te gaan (vgl. Bank. I, 375); zie verder C. Wildsch. I, 25; Sewel, 458: Met loode schoenen aankomen, to come slowly; Iemand met loode schoenen nagaan, to watch for an opportunity to be revenged of one; Harreb. II, 35: Het is of hij lood in zijn schoen heeft; Nkr. III, 19 Sept. p. 4: Zoo keerde hij terug bedroefd, met looden schoenen; VIII, 28 Maart p. 7: Mistroostig met lood in d'r schoenen zakte ze af. In het Westvl. zegt men: met een lang gat (of lange hielen) ergens naar toe gaan (De Bo, 341; 428 en Joos, 110). Vgl. ook schudt dat lood uit uw schoenen (Joos, 88); met looden beenen gaan of met een lang gat ievers naar toe gaan, d.i. mismoedig zijn (Joos, 95); lood in zijn schoenen hebben (Joos, 110). Het tegenovergestelde wordt uitgedrukt door: zijn lichte schoenen aandoen (of aantrekken), zich spoeden; Teirl. II, 211.