Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1427. Hij moest het loodje leggen,d.w.z. hij moest het gelag, de gebroken schervenGa naar voetnoot1) betalen; hij kreeg de schuld; hij moest er voor boeten; hij trok aan 't kortste eind. Onder het loodje is oorspr. te verstaan een looden plaatje, ten bewijze dat men bijv. bij een postwagen de vracht heeft betaald; ook een bewijs van betaling in den schouwburg, ofschoon de bewijzen later van papier zijn gemaakt. Vgl. no. 639 en Winschooten, 143: Hij moet het loodje schietenGa naar voetnoot2), hij moet in het verschot sijn: hij moet voor een ander betaalen; bl. 208: Het komt op zijn kap aan, hij moet het loodje leggen; Haagsche Reize, 74; Sewel, 459: Hy moet het loodtje schieten (voor de andere betaalen), he must pay for the whole company; Halma, 323: Hij moet het loodje schieten, hij moet in 't verschot zijn, il faut qu'il débourse ou avance l'argent; Harrebomée II, 35; Ndl. Wdb. VIII, 2711; Sjof. 80; 97; Jord. 422; Slop. 181: Daar naast (in de gevangenis) lag er een, die voor een heele ploeg het loodje legde, een rechte stommerik; Nkr. II, 13 Sept. p. 6; VII, 18 Oct. p. 4; Dievenp. 112; Speenhoff VII, 77: De polder en 't heele zoodje, die leit 't loodje in Rotterdam; Het Volk, 5 Januari 1914, p. 7 k. 4; 14 Febr. 1914, p. 1 k. 1; 26 Febr. p. 7 k. 1; De Arbeid, 21 Jan. 1914, p. 3 k. 4; enz. |
|