Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1423. Lont ruiken (of rieken),Winschooten, 142 zegt i.v. lont: ‘Het is een gedraaide streng van werk, ens. door welkers behulp roers, geschut, kan afgeschooten, of gelost werden: hier van daan: lont ruiken, ik ruik lont, beteekend onraad verneemen: dewijl hij in vrees is, dat het op hem mogt gemunt sijn’. Zie verder Pers, 315 a; 556 b; Paffenr. 59: Een goed soldaet ruykt ras lont; Brederoo I, 257, vs. 422; Van Effen, Spect. VII, 19; C. Wildsch. VI, 34; Tuinman I, 343; Sewel, 458: Lont ruiken, merken dat er iets smeult, to smell a design out; Harreb. II, 35; Villiers, 74; Ndl. Wdb. VIII, 2690, enz. In de 17de eeuw gold hiernaast in denzelfden zin: de vonken gewaar worden (Hooft, War. 178), - merken of in den neus krijgen. In Zuid-Nederland lont (ge)rieken; vgl. Plantijn: lonten riecken, avoir le vent au nez; Antw. Idiot. 1878; Teirl. II, 218; Schuerm. 348 a; De Bo, 646; fri. lonte rûke of der lonte fen krije; fr. sentir, découvrir la mèche; hd. Lunte riechenGa naar voetnoot2); eng. to smell a rat. Syn. is kaas ruiken (in Dievenp. 168). |
|