Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 563]
| |
1406. Eéne (of dezelfde) lijn trekken,d.w.z. het samen ééns zijn; vgl. Hooft, Ned. Hist. 221, die lyntrekkery bezigt in den zin van partijschapGa naar voetnoot1). De uitdr. kan ontleend zijn aan het bedrijf van den schipper en wil dan eig. zeggen: samen hetzelfde schip voorttrekken, hetzelfde doel beoogen; zie Winschooten, 140; De Brune, Emblemata, 40 en Sewel, 469: In 't lyntje loopen, to draw a boat with a line. Sedert de middeleeuwen is de uitdr. bekend; zij komt o.a. voor in de N. Doct. 271: Dese twee trecken al éne line; ook vindt men haar bij Campen, 102: sy trekken al eene lijnde, dat aldaar wordt opgegeven als synoniem van: sy pissen (of cacken) al tsaemen in eenen pot; sy steken thoeft al in eenen koevel; sy huylen al mit malcanderen; zie ook Coornhert, Liedekens, XXV, str. 1: Want Venus en de Wijn hier trecken eenen lyn; Servilius, 47*: Si trecken al een zeel (mnl. één seel trecken); Tijdschrift XXI, 89: Een lyni trekken; Sart. IV, 51: Pariter remum ducere, eene lijn trecken; III, 4, 55: Sy trocken een lijn maer elck op een eyndt (vgl. Tuinman I, 180); Hooft, Ned. Hist. 116; Vondel, Adam in Ball. 637: Zy trecken eene lijn: wat d'een begeert wil d'ander; Anna Bijns, N. Refr. 23; Refr. 32; Van Lummel, 109; Asselijn, Jan Kl. vs. 127: Een linie trekken; Sewel, 469; Jong. 273; enz. Andere synonieme uitdrukkingen waren: met iemand een jock trecken (Anna Bijns, Refr. 323); met iemand aan eenen staeck springen (Marnix, Byenc. 6 v); over eenen stock water draegen (Marnix, Byenc. 4 v); samen in een gat blazen (Harreb. I, 205); vgl. Borchardt, 234: se blosen än i loch en in jemandes Horn blasen; onder één hoedje spelen; handjeplak spelen (in De Arbeid, 28 Febr. 1914, p. 4 k. 1; 22 Aug. 1914, p. 2 k. 2; 29 Aug. 1914, p. 2 k. 1); enz.; in Zuid-Nederland zijn verder bekend: aan één koord trekken (Tuerlinckx, 339); op éen fluit spelen (Tuerlinckx, 190 en Rutten, 68 a); aan ééne streng trekken (Schuerm. 690; Waasch Idiot. 635 a; hd. an einem Strange ziehen); ééne zeel of ééne koord trekken (Schuerm. 740 en vgl. Antw. Idiot. 1472; Joos, 80; 106); aan hetzelfde zeel trekken, eendrachtig handelen; éen zeel spannen, samenspannen (Waasch Idiot. 756). In het Friesch: hja lûke mei in-oar (oan) ien line; eng. to pull together. |
|