Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 562]
| |
overdracht op hetgeen arm, armzalig, poover, kaal of naakt is; Ndl. Wdb. X, 131 en Laurillard, Stekelkruid XLIX: Als een vrouw heel veel om 't lijf heeft,
Heeft ze niet heel veel om 't lijf.
In de 17de eeuw is de uitdr. al zeer gewoon. Vgl. o.a. Brederoo I, 68, 1875; 283; III, 34; Van Moerk. 501; Pers, 148 b; 423 a; Vondel, Aenleidinge: Beuzelingen en dingen die niet om het lijf hebben; Winschooten, 152: Hij voerd mars booven mars: dat is, hij maakt groote bravaade, en het heeft niet veel om het lijf; Huygens, Korenbl. II, 452: Teun seght, de redenen van sijn beseten Wijf
Haer dagelicks bedrijf,
Haer hersseloos gekijf,
Zijn kale Bedelaers, sy hebben niet om 't lijf.
Tuinman I, 354: 't Heeft niet veel om 't lyf. Dat is, 't is een schraale en magere zaak. Dit is genomen van weibeesten, die men zegt wel om te leggen, als zy vet worden; C. Wildsch. VI, 56; Halma, 318; Sewel, 468; Harreb. II, 30; enz. In Friesland, Groningen en Overijsel zegt men ook: het heeft niet veel om de hakken; zie Molema, 142 a en Fri. Wdb. II, 111 a: it het net om 'e hakken, 'e latten, 'e lea; in Twente ook nig völle um de klungels hebben. Zie no. 774 en vgl. Sart. I, 3, 84: hy heeft vellen om te drapieren, hij is bemiddeld, hy heeft waer mede (vgl. fr. avoir de quoi). |
|