Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 560]
| |
1399. Daar helpt geen lievemoeder(en) aan,Ga naar eind1399ook: daar helpt geen moedertje lief aan (o.a. Kmz. 263), d.w.z. daar helpt niets aan, geen gevlei noch gesmeek, niets; eig. geen lieve moeder zeggen; mnl. daer ne helpt geen helpe roepen toe. De zegswijze wordt aangetroffen in de Prov. Comm. 301: Daer en es gheen liefmoederen aen, non dic care pater quia non parit neque mater. Zoo ook bij De Brune, 461: t' En baet by hem gheen lieve-moertjen; Sart. I, 5, 30; 't baet geen lieff moeren; II, 8, 14: het en baet lieve Moeder noch lieve Vader; zie ook II, 8, 40; Brederoo, Sp. Brab. 321; Jan v. Gysen I, 129 en Harreb. II, 90 b; III, 297 b; O.K. 183: Er was geen lieve vaderen of moederen aan; Jord. 240; Nkr. IV, 22 Mei p. 2; VI, 28 Sept. p. 4; Ndl. Wdb. VIII, 2144; enz. Vgl. voor de vorming mnl. enen boeven, iemand boef noemen; enen hoeren, iemand voor hoer uitscheldenGa naar voetnoot1); hennen, hannen, Hannes, knul zeggen; het 17de-eeuwsche parlesanten (sp. par los santos; Harreb. III, 54 b); sakrementen (Hooft, Ged. II, 397; kassen en kruisen, bij kas en kruis zweren (no. 1282); iemand krukken (voor kruk uitschelden; Rusting, 216); verder foeteren (fr. foutre), sakkeren (fr. sacre); kozijnen (Waasch Idiot. 368); neven (De Bo, 740); nichten (De Bo, 740, Ndl. Wdb. IX, 1931); moederen (Antw. Idiot. 1902; De Bo, 703); pasteren (De Bo, 830); ezelen, voor ezel uitschelden (De Bo, 313); mevrouwen (mevrouw zeggen); meneeren (mijnheer zeggen); lazersteenen (Noord en Zuid XXI, 95); maren, d.i. maar zeggen (o.a. bij Falkl. IV, 132; VII, 210; Nkr. VII, 26 Juli p. 2; Rutten, 139); Taalgids, VIII, 33 vlgg.; 236; Zwolsche Herdr. 12-13, bl. 90; het mhd. schelken, iemand schalk noemen; hd. dutzen, ‘du’ tegen iemand zeggen; lumpen, voor lump uitmaken (no. 1422); fr. tutoyer, iemand met ‘tu’ en ‘toi’ aanspreken; enz. |
|