Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1398. Branden als een lier,d.w.z. uitstekend, flink branden, wel bekend uit het liedje: Jan brandt de lamp nog? Moeder, als een lierGa naar voetnoot1). Ook zegt men het gaat als een lier, fri. it giet as in liere, 't gaat zonder haperen, 't gaat van zelf, gesmeerd; meest van een machinalen arbeid gezegd (Molema, 244 b en Taalgids V, 171), dat in de 17de eeuw wordt aangetroffen bij J. Oudaen, Haagsche Broedermoord, 58: Wat mag de gek wel meenen, dat alles als een lier zoo glad gaat? en in de 18de eeuw in Alewijn's Puiterv. Helleveeg, 33. In deze laatste zegswijze kan men lier opvatten als een horizontaal geplaatsten kaapstander, dienende om vrachtgoederen in een schip te hijschen; ook, in eene vischschuit, om het net neer te laten en op te halen (Van Dale). Op deze beteekenis wijzen uitdr. als afrollen als een braadspit (Wildsch. I, 226); het Vlaamsch als een babijn (klos) en de uitdr. het gaat als een veer, als een vinketouw, die worden geciteerd in het Ndl. Wdb. V, 12. Vgl. ook he knows it off the reel (haspel). Aan (Zoo glad) gaan als een lier ontleende als een lier de beteekenis van flink (zie Ndl. Wdb. VIII, 2131). In Zuid-Nederland zegt men blijkens De Bo, 631: het gaat gelijk eene liere op eenen stok of het gaat gelijk eene liere des zondagsGa naar voetnoot2); bl. 1409: het gaat gelijk eene liere (fr. vielle) met eene wrange, waarnaast ook gebruikt wordt: het gaat gelijk een fluitje (van een oordje of een duitje) (Schuerm. 136 a en Bijv. 83, 84; Rutten, 68; Joos, 16; Tuerlinckx, 190 en ook Fri. Wdb. I, 372); het gaat als eene klok (Schuerm. 255); - een soese (De Bo, 1058); - een zoeve (b. 1438); - een lampte (bl. 606); - een babijntje (bl. 71); - een smisken (vuurwerk; Joos, 16; vgl. eng. like a house on fire). In Groningen 't gaat as 'n david (Molema, 77 b). |
|